Kaarsenbundel - standaard dikte, maar korter
Dit gemengd gekleurde bundeltje van 7 middellange kaarsen doet het altijd goed als je even iets moois voor iemand wil meenemen. Het winkelmeisje doet er een bijpassende strik om en jij scoort punten met dit lieve kado!
Let wel: de kleuren in de bundeltjes kunnen door voorraadswijzigingen afwijken van de foto. Wil je er zelf eentje samenstellen? Kom dan gezellig langs in de winkel of bel!
Productspecificaties
Productspecificaties
Over het merk
Over het merk
Voordat je de kaars aansteekt
Voordat je de kaars aansteekt
Zorg voor een niet brandbare, passende en stabiele kaarsenhouder.
Zorg ervoor dat kaarsen stevig en recht staan. Een kaars die scheef staat druipt en walmt altijd.
De lont dient te allen tijde schoon en kort gehouden te worden (niet langer dan 1 cm). Knip de lont zo nodig af voordat je de kaars aansteekt en zorg dat de lont rechtop staat. Indien de kaars roet of een grote vlam geeft moet er ook een stukje van de lont worden afgeknipt.
Waar je de kaars het beste kunt plaatsen
Waar je de kaars het beste kunt plaatsen
Zorg voor minimaal 10 cm afstand tussen brandende kaarsen. Kaarsen die te dicht bij elkaar staan verhitten elkaar onderling waardoor de kaars kan gaan druipen.
Plaats een brandende kaars nooit in de buurt van kinderen en (huis)dieren.
Plaats brandende kaarsen niet op de tocht. Een kaars die op de tocht staat druipt en walmt altijd.
Plaats een kaars nooit bij gordijnen of andere brandbare objecten. Het gaat tenslotte om open vuur.
Brand geen kaarsen in de buurt van andere warmtebronnen, zoals tv, radiator, open haard etc. De kaars kan dan gaan druipen.
Plaats kaarsen nooit in de volle zon. Door de hoge temperatuur kan de kaars smelten en verkleuren.
Als de kaars brandt
Als de kaars brandt
Bol- en stompkaarsen niet langer dan 3-4 uur achter elkaar laten branden.
Kaarsen met een diameter van 10 cm of meer moeten de eerste keer blijven branden totdat de kaars tot ongeveer 1 cm van de buitenrand gesmolten is. Dit om te voorkomen dat er ‘tunnels’ ontstaan, waarna de kaars nooit meer goed kan branden.
Verplaats brandende kaarsen niet, dan worden ze zenuwachtig.
Laat brandende kaarsen niet onbeheerd achter.
Leg geen afgebrande lucifer of andere materialen in het kaarsvet. Hier kan namelijk een tweede vlam door ontstaan, waardoor de kaars onjuist opbrandt en kan gaan druipen, walmen of nog erger exploderen.
Kaarsen hebben voldoende zuurstof nodig om goed te kunnen branden en moeten hun warmte kwijt kunnen, wees daarom voorzichtig met het branden van kaarsen in windlichten.
Indien de kaars diep inbrandt, een stukje van de rand afsnijden.
Als de kaars bijna op is
Als de kaars bijna op is
Kaarsen niet verder dan 2 cm van de kaarsenhouder laten opbranden.
Doof kaarsen met behulp van een kaarsendover. Doof een kaars in ieder geval nooit met water.
Overige instructies
Overige instructies
Buitenkaarsen zijn gevoelig voor vocht in combinatie met vorst. Zij kunnen dan barsten.